7C. Uitwerkingen.
Opgave 1.

a.
Nee. Dezelfde toets had ook moeten worden afgenomen aan kinderen die nog de oude lesmethode volgden, als controlegroep. Bovendien hadden de kinderen met een toevalsmechanisme over de twee groepen verdeeld moeten worden.

b.
De overleden mensen waren al ziek/oud, dus hadden al een grotere kans om dood te gaan.
Dat drie mensen dood zijn gegaan hoeft dus niets te maken te hebben met de inentingen.

c.
Niet verstandig. Zo introduceer je toch weer een mogelijke bias. Als je vasthoudt aan een volledig toevallige selectiemethode heb je alle bias uitgeschakeld, en alleen het toeval toegelaten.
En met het toeval kun je dealen via kansrekening of simulatie-app.

d.
Gezinsgrootte draagt bij aan misdadigheid, zo bleek. Bij kleine gezinnen zijn er relatief minder midden-kinderen dan bij grote gezinnen. De relatie tussen midden-kinderen en misdadigheid wordt daarom verklaard door de derde factor "grote gezinnen".
Je kunt dus niet zeggen dat het zijn van een midden-kind misdadigheid veroorzaakt.
Opgave 3. Gapen.

Is gapen besmettelijk?
Aselect gecontroleerd.
Er waren in het totaal 12+4 = 16 mensen die gingen gapen.
De testgroep (wél gaap-zaadje) is even groot als de controlegroep (geen gaapzaadje).
Dus ik formuleer:
Nulhypothese: de kans dat iemand van de gapers in de testgroep terecht komt is 50%.
Alternatieve hypothese: die kans is groter dan 50%
Neem de app "ja/nee" en zet de kans op succes op 50%.
Neem een steekproefomvang n = 16.
Resultaat van de steekproef: 12 successen.
Simuleer en bepaal het kritieke 5%-gebied: rechts >= 12.
Het waargenomen resultaat ligt IN het kritieke gebied, dus er is voldoende aanleiding om te zeggen dat
gapen besmettelijk is. Er is een statistisch verband.
Je kunt spreken over een oorzakelijk verband omdat de indeling in test- en controlegroep met een toevalsmechanisme gebeurde. Maar deze conclusie beperkt zich tot de populatie van het soort deelnemers aan deze test.

De populatie is veel te beperkt: een plaatselijke vlooienmarkt.
Dan had je de deelnemers aan het gaap-onderzoek niet op een plaatselijke vlooienmarkt moeten uitkiezen, maar via een toevalsmechanisme uit alle Europeanen!
Opgave 4.

- Er is een testgroep en een controlegroep om het verschil te kunnen constateren tussen
  het effect van "wél behandeling" en "geen behandeling".

- Een aselect gecontroleerd onderzoek is een onderzoek waarbij de samenstelling van de
  groepen door willekeur gekozen wordt; Het voordeel hiervan is dat er elke mogelijke
  bias is uitgesloten.

- Bij een dubbelblind onderzoek weten zowel de deelnemers aan testgroep &
  controlegroep als de onderzoekers niet wie bij welke groep hoort.
  Dan meet je zuiver alleen het effect van de "behandeling".

- Als je een medicijn neemt ga je soms denken dat je je beter voelt ook al werkt het
  medicijn helemaal niet. Dat is een bekend verschijnsel van de psychè die het lichaam
  beïnvloedt . Door een placebo te gebruiken is dat psychologisch effect als mogelijk
  verschil uitgeschakeld, want testgroep en controlegroep ondergaan het allebei.

- Een waarnemingsonderzoek is een onderzoek waarbij de wetenschappers geen
  experiment doen, maar een observeren wat er gebeurt of gebeurd is, zonder dat ze de
  testgroep en de controlegroep door het toeval hebben laten samenstellen.

- Bij een waarnemingsonderzoek kun je eigenlijk niet vertrouwen op de toevals-simulaties of
  toevals-berekeningen die ons helpen met beslissen of schatten.
  Je weet niet of de test- en controlegroep wel toevallig zijn samengesteld.
  Er kan dus bias optreden, ook al doe je nog zo je best om de beide groepen gelijkwaardig te houden met
  uitzondering van de behandeling.
  Je krijgt dus wel een min of meer goed indruk van de situatie, maar je weet nooit zeker of de behandeling
  de oorzaak van het verschil was, of dat misschien een derde factor de zaak verwarde.

copyright